Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
Top
ANTWERPSE SCHEEPVAARTVERENIGING

Een stukje geschiedenis

De arbeidsomstandigheden aan de Antwerpse haven aan het einde van de 19de eeuw, kenmerkten zich vooral door een gebrek aan overleg tussen werkgevers en werknemers en een onzeker statuut voor de havenarbeiders.  Aanwerving van de havenarbeiders vond plaats op straat bij de befaamde "Luien Hoek" of in herbergen.

Toen in juni 1899 de stouwers toegaven aan een eis van de havenarbeiders voor een 100% toeslag voor het nacht- en zondagwerk, richtten scheepsagenten en Antwerpse reders een Comité op dat erin slaagde de 100% toeslag te halveren.

Dit succes leidde op 15 januari 1901 tot de oprichting van de Fédération Maritime d'Anvers.  77 scheepsagenten en makelaars ondertekenden de statuten van de nieuwe vereniging.  De Fédération wilde in eerste instantie haar activiteiten toespitsen op de verbetering van de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in de haven maar nam in het algemeen ook de verdediging van de scheepvaartbelangen en de haven op zich.

De Fédération Maritime werd geleid door een Comité en een vijfkoppig Bureau.  De eerste voorzitter was de in Antwerpen gevestigde Zwitser Daniel Steinmann-Haghe, wiens firma Steinmann & C° zich met eigen stoomschepen onder de naam White Cross Line had toegelegd op de vaart op de Verenigde Staten en Canada.  De eerste ondervoorzitter was Eduard Schwenn.   Penningmeester was John L. Dekkers.

Onmiddellijk na haar oprichting, spitste de aandacht van de Fédération zich vooral toe op de uitbreiding van de haven met een derde sluis en nieuwe dokken.  Een motie werd voorgelegd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en leidde tot de realisatie van de intercalaire dokken en de Royerssluis in 1907.

De stijgende scheepstrafiek, de toenemende scheepsafmetingen en de technische evolutie  maakten sinds de jaren vijftig  van de maritieme toegankelijkheid van de haven een blijvend hoofdthema voor de Fédération.  Zo  onderzocht zij mogelijkheden van de Schelde en Scheldemonding  voor grotere schepen en ijverde zij voor het gebruik van moderne nautische middelen zoals V.H.F. en radar.  De Fédération speelde een sleutelrol bij de realisatie in 1956 van het Tienjarenplan dat het licht op groen zette voor o.m. de aanleg van een Vijfde en een Zesde Havendok en later ook nog de Zandvlietsluis.

De toegenomen activiteiten zette de Fédération ertoe aan haar interne organisatie te optimaliseren.  Het Bureau werd bijgestaan door een Dagelijks Bestuur. In 1959 verliet de Fédération haar zetel in de Korte Klarenstraat voor een 17e eeuws pand in de Korte Gasthuisstraat. Het documentatiecentrum werd uitgebouwd en cursussen werden georganiseerd voor havenbedienden.  Omzendbrieven lichtten de leden in over de activiteiten van de vereniging en over diverse praktische zaken die hen aanbelangden.  Als gevolg van de taalwetgeving werd de Fédération in 1966 officieel vernederlandst in "Antwerpse Scheepvaartvereniging".

Samenwerking met andere verenigingen en krachtenbundeling zijn steeds belangrijke doelstellingen geweest voor de Scheepvaartvereniging.  Zo lag zij aan de basis van de oprichting van de Antwerpse Gemeenschap voor de Haven (AGHA) en de  Groepering der Havenbelangen die de public relations en promotie van de haven voor haar rekening nam.

De Antwerpse Scheepvaartvereniging heeft sinds 1901 een grondige gedaanteverwisseling ondergaan.  Met ruim 80 leden die 95% van de totale inkomende scheepstonnenmaat in Antwerpen afhandelen, blijft zij een representatieve organisatie die voluit haar rol speelt binnen het grote logistieke platform dat een haven is.  Het polyvalente karakter van de Antwerpse haven met tal van containerlijnen en een variëteit aan niet-gecontaineriseerde stukgoedlijnen en bulk- en commodity trafieken, maakt dat de betrokkenheid van de Antwerpse rederijkantoren en scheepvaartagenturen erg hoog is en blijft. Voor de Scheepvaartvereniging zal dan ook steeds een omvangrijke helpende, adviserende en informerende taak weggelegd blijven.